De reglementen van orde van beide kamers kennen aan de individuele leden het zogenaamde vragenrecht toe. Indirect is het vragenrecht – net als het recht van interpellatie – afgeleid van het grondwettelijke inlichtingenrecht.
De leden van de Tweede Kamer beschikken sinds 1906 over het vragenrecht, de Eerste-Kamerleden sinds 1918. De kamerleden dienen hun vragen in bij de kamervoorzitter, die deze doorzendt, tenzij bij hem overwegende bezwaren bestaan tegen de vorm danwel de inhoud van de vragen.
Het reglement van orde van de Eerste Kamer gaat ervan uit dat de leden hun vragen schriftelijk indienen en daar ook een schriftelijk antwoord op krijgen. De leden van de Tweede Kamer kunnen bij hun vragen om een schriftelijk danwel mondeling antwoord verzoeken. Het vragenrecht leent zich voor nogal wat uiteenlopende doeleinden, terwijl het gebruik ervan weinig inspanning vereist. Door middel van vragen kan een kamerlid een minister of staatssecretaris op een bepaalde zaak attenderen, danwel om een mening of om feitelijke inlichtingen vragen, danwel trachten de betrokkene ertoe te bewegen op één of andere wijze in te grijpen. In veel gevallen treft men een combinatie van de genoemde doeleinden aan.
De bewindslieden geven in het zogenaamde vragenuurtje van de Tweede Kamer mondeling antwoord op die vragen, waarvoor om een mondeling antwoord is verzocht. Tot 1984 werd het – eigenlijk pas sinds 1970-1971 wekelijkse – vragenuurtje aan het begin van de kamervergadering op donderdag gehouden. In september 1984 is het vragenuurtje – qua opzet nogal ingrijpend gewijzigd – vervroegd naar het begin van de kamervergadering op dinsdag. Het vraag- en antwoordspel kreeg bovendien het karakter van een kort debat doordat de vragensteller ook vragen aan andere kamerleden mocht stellen, waarop de medeleden vanzelfsprekend konden antwoorden. Sinds 1991 zendt de kamervoorzitter niet meer de vragen door aan de betrokken minister of staatssecretaris maar geeft hij slechts het onderwerp door waar de vragen betrekking op hebben.
Van de bewindslieden wordt verwacht dat zij de gestelde vragen bij de eerstvolgende gelegenheid beantwoorden, indien om een mondeling antwoord is verzocht. Vanaf het midden van de jaren negentig worden er per jaar ongeveer 100 series vragen mondeling beantwoord in het vragenuurtje.
Voor de veel talrijkere schriftelijk te beantwoorden vragen geldt een termijn van drie weken. In de praktijk duurt het vaak veel langer voordat het antwoord verschijnt, zeker wanneer twee of meer departementen bij de beantwoording betrokken zijn. Schriftelijke antwoorden worden met de vragen in het zogenaamde Aanhangsel opgenomen.
Hieronder een overzicht van het aantal schriftelijke vragen per parlementair jaar beantwoord.
Parlementair jaar |
Aantal vragen in de Tweede Kamer |
Aantal vragen in de Eerste Kamer |
---|---|---|
1960-1961 |
227 |
25 |
1961-1962 |
208 |
12 |
1962-1963 |
209 |
28 |
1963-1964 |
426 |
45 |
1964-1965 |
440 |
42 |
1965-1966 |
638 |
36 |
1966-1967 |
584 |
6868 |
1967-1968 |
822 |
76 |
1968-1969 |
1057 |
92 |
1969-1970 |
1411 |
83 |
1970-1971 |
1400 |
119 |
1971-1972 |
1689 |
169 |
1972-1973 |
1656 |
152 |
1973-1974 |
1679 |
120 |
1974-1975 |
1363 |
112 |
1975-1976 |
1294 |
52 |
1976-1977 |
1303 |
58 |
1977-1978 |
1414 |
43 |
1978-1979 |
1740 |
69 |
1979-1980 |
1669 |
56 |
1980-1981 |
1462 |
49 |
1981-1982 |
1481 |
37 |
1982-1983 |
1169 |
45 |
1983-1984 |
1109 |
42 |
1984-1985 |
1161 |
56 |
1985-1986 |
973 |
63 |
1986-1987 |
965 |
45 |
1987-1988 |
824 |
29 |
1988-1989 |
774 |
33 |
1989-1990 |
703 |
26 |
1990-1991 |
694 |
30 |
1991-1992 |
739 |
35 |
1992-1993 |
736 |
33 |
1993-1994 |
682 |
17 |
1994-1995 |
1045 |
30 |
1995-1996 |
1423 |
33 |
1996-1997 |
1502 |
32 |
1997-1998 |
1516 |
29 |
1998-1999 |
1759 |
22 |
1999-2000 |
1518 |
8 |
2000-2001 |
1464 |
21 |
2001-2002 |
1445 |
18 |
2002-2003 |
1669 |
12 |
2003-2004 |
2018 |
|
2004-2005 |
2093 |
Bron: PDC.
Voor de latere jaren zijn cijfers beschikbaar over het aantal door de Tweede Kamer gestelde schriftelijke vragen per kalender jaar:
Kalenderjaar |
Schriftelijke vragen Tweede Kamer |
---|---|
2005 |
2057 |
2006 |
1806 |
2007 |
2891 |
2008 |
3237 |
2009 |
3025 |
2010 |
2552 |
2011 |
3.055 |
2012 |
2.535 |
2013 |
2.562 |
2014 |
2.423 |
2015 |
2.822 |
2016 |
2.627 |
2017 |
2.112 |
2018 |
2.812 |
Bron: griffie Tweede Kamer
In de Tweede Kamer zijn tijdens het mondelinge vragenuur de volgende aantallen vragen gesteld:
Kalenderjaar |
Mondelinge vragen Tweede Kamer |
---|---|
2006 |
92 |
2007 |
113 |
2008 |
134 |
2009 |
135 |
2010 |
101 |
2011 |
217 |
2012 |
166 |
2013 |
180 |
2014 |
168 |
2015 |
157 |
2016 |
144 |
2017 |
117 |
2018 |
131 |
Voor de Eerste Kamer zijn de aantallen gestelde schriftelijke vragen per parlementair jaar beschikbaar sinds 1967-1968.
Parlementair jaar |
Gestelde schriftelijke vragen 1 |
---|---|
1967-1968 |
71 |
1968-1969 |
96 |
1969-1970 |
78 |
1970-1971 |
123 |
1971-1972 |
197 |
1972-1973 |
192 |
1973-1974 |
147 |
1974-1975 |
111 |
1975-1976 |
63 |
1976-1977 |
70 |
1977-1978 |
55 |
1978-1979 |
86 |
1979-1980 |
54 |
1980-1981 |
57 |
1981-1982 |
36 |
1982-1983 |
51 |
1983-1984 |
51 |
1984-1985 |
52 |
1985-1986 |
74 |
1986-1987 |
57 |
1987-1988 |
30 |
1988-1989 |
38 |
1989-1990 |
34 |
1990-1991 |
33 |
1991-1992 |
25 |
1992-1993 |
33 |
1993-1994 |
19 |
1994-1995 |
32 |
1995-1996 |
34 |
1996-1997 |
32 |
1997-1998 |
29 |
1998-1999 |
23 |
1999-2000 |
8 |
2000-2001 |
21 |
2001-2002 |
18 |
2002-2003 |
12 |
2003-2004 |
20 |
2004-2005 |
10 |
2005-2006 |
12 |
2006-2007 |
10 |
2007-2008 |
11 |
2008-2009 |
15 |
2009-2010 |
12 |
2010-2011 |
6 |
2011-2012 |
12 |
2012-2013 |
6 |
2013-2014 |
7 |
2014-2015 |
9 |
2015-2016 |
11 |
2016-2017 |
2 |
2017-2018 |
0 |
1 N.B.: meegeteld zijn ook de mededelingen van de regering over uitstel van beantwoording van gestelde vragen.
Bron: www. eerstekamer.nl
In het midden van de jaren zestig is het gebruik van het schriftelijk vragenrecht zowel in de Tweede als de Eerste Kamer dus zeer sterk toegenomen. Vanaf het begin van de jaren zeventig is het aantal vragen in de Eerste Kamer vervolgens sterk afgenomen tot circa 20 vragen per parlementair jaar. De leden van de Tweede Kamer gingen vanaf 1979-1980 ook steeds minder gebruik maken van het vragenrecht. Vanaf het optreden van het kabinet-Kok in 1994 is evenwel sprake van een opmerkelijke toeneming van het aantal schriftelijke vragen van Tweede-Kamerleden.
Zie:
- J. A. van Kemenade en M. A. M. Berends, Vragen staat vrij, ’s-Gravenhage, 1981;A. Postma, Het interpellatie- en vragenrecht van de Eerste en Tweede Kamer, Nederlands parlementsrecht, monografie 2, Groningen, 1985;G. Visscher, Het vragenrecht, in: H. M. Franssen (red.), Het parlement in aktie. Bevoegdheden van de Staten-Generaal, Assen, 1986, pp. 202-249
- K. J. de Bruijn, Het vragenrecht I, II en III, in: Socialisme en Democratie, 31(1974), pp. 248-256, 278-287 en 338-343.
Zie voor het vragenuurtje: G. Visscher, Vragen en debatteren, in E.C.M. Jurgens en J.A. van Schagen (red.), Tweede Kamer op orde; Beschouwingen over het herziene Reglement van orde, Den Haag, 1993.