De vredesbeweging, dat wil zeggen het netwerk van actoren en activiteiten dat door desnoods eenzijdige stappen een bijdrage wil leveren aan vermindering van de bewapening en oorlogshandelingen, had in de tweede helft van de jaren zestig en de eerste helft van de jaren zeventig niet veel te betekenen, maar in de daaropvolgende tien jaar nam zij massale vormen aan. Naast de brede vredesbeweging timmerden echter ook radicale, antimilitaristische groeperingen aan de weg.
Eerst kreeg de door de CPN geleide Initiatiefgroep Stop de Neutronenbom duizenden op de been tegen het gelijknamige wapen, dat „mensen doodt maar gebouwen laat staan”, in de eerste helft van de jaren tachtig kwamen ongekende mensenmassa’s op straat om te protesteren tegen de plaatsing van kruisraketten in Nederland; het Interkerkelijk Vredes Beraad had hierbij een belangrijke rol gespeeld. In 1981 demonstreerden 400.000 mensen in Amsterdam en het breed samengestelde Komitee Kruisraketten Nee (KKN) organiseerde een betoging in 1983 in Den Haag met 550.000 deelnemers en in 1985 een „volkspetitionnement”, dat 3,75 miljoen handtekeningen opleverde. In het KKN participeerden naast organisaties uit de vredesbeweging de Federatie Nederlandse Vakbeweging (die in 1985 zelfs opriep tot een korte werkonderbreking tegen de plaatsing van kruisraketten), de VVDM, het Humanistisch Verbond en diverse politieke partijen.
In ons land waren al langere tijd radicalere, pacifistische en antimilitaristische organisaties actief, zoals het in 1924 opgerichte Kerk en Vrede, de in 1957 gestichte Pacifistisch-Socialistische Partij en organisaties van dienstweigeraars, zoals de Vereniging Dienstweigeraars. De meeste impulsen tot actie gingen echter van jongere organisaties uit, zoals de omstreeks 1974 ontstane groepering Onkruit, die „totaalweigeraars” organiseerde, dat wil zeggen die dienstplichtigen die niet alleen de militaire dienst weigerden maar ook om principiële redenen weigerden een beroep te doen op de Wet gewetensbezwaren militaire dienst, waardoor sommigen voor een ruime periode achter de tralies verdwenen. Onkruit ontwikkelde zich tot een radicale, min of meer anarchistische groepering die zich tegen het „militarisme” in het algemeen richtte en daarbij harde acties tegen het „militair-industriële complex” niet schuwde. Onkruit had een soortgelijke ideologie als grote delen van de kraakbeweging en stromingen binnen de antikernenergie- en vrouwenbeweging; dit netwerk van radicale, min of meer anarchistische actievoerders duidde men omstreeks 1980 wel aan als de „autonomen”.
Al dan niet in het kielzog van Onkruit richtten antimilitaristische groeperingen zich in de jaren zeventig en tachtig op bedrijven die militaire producten fabriceerden, zoals Hollandse Signaal Apparaten te Hengelo, de Oude Delft en de munitiefabriek De Kruithoorn in Den Bosch. Vredesorganisaties probeerden een discussie te entameren over conversie, dat wil zeggen de omschakeling van militaire op civiele productie, waarbij zij hoopten de vakbeweging „mee te krijgen”. Deze discussie heeft echter geen zichtbare resultaten opgeleverd.
Sinds 1985 is er weinig meer vernomen van de vredesbeweging. Er zijn geen massale mobilisaties meer geweest, ook niet tegen de Nederlandse bemoeienis met de Golfoorlog en de burgeroorlog in het voormalige Joegoslavië. Het „autonome”, antimilitaristische deel van de beweging lijkt zelfs van het toneel verdwenen te zijn. De teruggang van de vredesbeweging is vermoedelijk voor een groot deel het gevolg van het geringe succes van de acties tegen de plaatsing van kruisraketten. Dat de plaatsing uiteindelijk niet doorgegaan is, moet aan andere oorzaken dan aan de acties van de vredesbeweging toegeschreven worden. Daarnaast speelt net als bij de beweging voor internationale solidariteit waarschijnlijk een rol dat er minder dan in het verleden „goede” en „kwade” partijen aan te wijzen lijken te zijn. Tot 1989 waren door de tegenstelling tussen NAVO en Warschau Pact de geo-politieke en -militaire verhoudingen tamelijk stabiel. Toen de communistische regimes en het Warschau Pact van het toneel verdwenen waren, ontstond er geen wereldvrede maar brak een groot aantal regionale conflicten uit, zelfs in Europa. Het is in de regel moeilijk inzicht te krijgen in de aard en het verloop van dit soort conflicten. Ook is het beeld dat door de berichtgeving door de media ontstaat, dat er geen „sympathieke” partijen zijn. Zo is het aannemelijk dat slechts zeer weinig Nederlanders warm gelopen hebben voor één van de kampen in de Joegoslavische burgeroorlog.
Er zijn vrijwel geen recente publicaties over de vredesbeweging. Zie:
- Ph.P. Everts (ed.), Controversies at home. Domestic factors in the foreign policy of the Netherlands, Dordrecht, 1985
- H. van der Loo, E. Snel en B. van Steenbergen, Een wenkend perspectief? Nieuwe sociale bewegingen en culturele veranderingen, Amersfoort, 1984
- Ph.P. Everts en G. Walraven, Vredesbeweging, Utrecht, 1984
- G. van den Boomen, Honderd jaar vredesbeweging in Nederland. Van socialisten tegen oorlog tot vrouwen voor vrede, Amstelveen, 1983
- D. Benschop, G. Walraven en E. Wiersma (red.), Het doel en de middelen: de strategie van de Nederlandse vredesbeweging, Amsterdam, 1983.