Burgemeesters worden eveneens door de Kroon benoemd op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en op aanbeveling van de Commissaris der Koningin. Vroeger achtte men het beroep van burgemeester niet geschikt voor vrouwen. Zo luidde bijvoorbeeld een uitspraak van jonkheer Ruys de Beerenbrouck, de toenmalige minister van Binnenlandse zaken, tijdens een kamerdebat over deze kwestie in 1930:
„Zowel de physieke als de geestelijke geaardheid der vrouw brengt mede, dat zij voor bepaalde onderdeelen van de taak, aan het burgemeestersschap verbonden, minder geschikt is dan de man” (Geciteerd bij M. L. van de Sande, „Mevrouw de burgemeester..”, in: W. Derksen (red.), De burgermeester, van magistraat tot modern bestuurder, Deventer, 1984, pp. 165-166).
In 1904 werd de uitsluiting van de vrouw voor het ambt van burgemeester (en dat van gemeentesecretaris, gemeenteontvanger en ambtenaar van de burgerlijke stand) uitdrukkelijk in de Gemeentewet vastgelegd. Zie voor de verschillende veranderingen Staatsblad 1904, nr. 25.
In de Gemeentewet van 31 januari 1931 (Stb. 1931, nr. 41) werd het voorschrift over het geslacht van de burgemeester uit de Gemeentewet geschrapt, evenals van de andere hierboven genoemde ambten. De formele gelijkstelling heeft tot op heden niet geleid tot een evenwichtige verdeling van burgemeestersposten over mannen en vrouwen. Het duurde nog tot 1946 alvorens de eerste vrouw tot „burgervader” zou worden benoemd: G. C. Th. M. Smulders-Beliën, burgemeester van Oost-, West- en Middelbeers.
Tabel 21. Aantal vrouwelijke burgermeesters, 1982-1991
Tijdstip |
Aantal |
Aantal vr. burgemeesters |
|
gemeenten |
|||
abs. |
% |
||
Oktober 1982 |
774 |
23 |
3.0 |
Mei 1987 |
714 |
25 |
3.5 |
Mei 1989 |
633 |
36 |
5,6 |
Januari 1991 |
637 |
51 |
8,0 |
Januari 1995 |
608 |
78 |
12,8 |
Januari 1999 |
513 |
89 |
17,3 |
Bron: Emancipatieraad, Vrouwen in politiek en openbaar bestuur, ’s-Gravenhage, 1991, p. 60.
Ministerie van Binnenlandse Zaken, Voortgangsrapportages Vrouwen in Politiek en Openbaar Bestuur, 1995, 1999, p. 15, 16.
In oktober 1982 waren er in Nederland 23 vrouwelijke burgemeesters, 3% van het totale aantal. Sindsdien is het percentage langzaam gestegen tot 8% in 1991 en tot 17,3% in 1999. Tot 1989 steeg het percentage nauwelijks, steeds met tienden van procenten. Daarna is de toename iets sterker. Vergeleken met de voorgaande jaren, zijn er sinds de toetreding van het kabinet Lubbers III meer vrouwen tot burgemeester benoemd. Sinds 1992 voert de rijksoverheid dan ook een expliciet beleid om meer vrouwelijke burgemeesters te benoemen.
Over een evenwichtiger verdeling van burgemeestersposten over mannen en vrouwen, zie:
- Ministerie van Binnenlandse Zaken, Voortgangsrapportage Vrouwen in Politiek en Openbaar Bestuur, Den Haag, 1993, 1994, 1995, 1996, 1997, 1998
- TK 48, Handelingen Tweede Kamer, 1990-1991, geel boekje nr. 18 (5-7 febr. 1991), 5 februari 1991, pp. 2872-2873
- UCV 25, Handelingen Tweede Kamer, 1990-1991, 17 december 1990, Vaste Commissie voor binnenlandse zaken, Evaluatie vertrouwenscommissie burgemeestersbenoemingen
- Bijlage 20.860, Handelingen Tweede Kamer, 1988-1989 (nrs. 1, 2), 1989-1990 (nr. 3), 1990-1991 (nrs. 4-6).
De 89 posten in 1999 waarop vrouwen zijn benoemd zijn verdeeld over de vier grote partijen en Groen Links. Het grootste aantal vrouwelijke burgemeesters komt van PvdA-huize, 36, gevolgd door 21 van het CDA, 21 van de VVD, negen van D66 en twee van Groen Links. Relevanter is te weten welk aandeel van de posten per partij wordt ingenomen door vrouwen. In tabel 22 staan deze gegevens voor drie jaren, 1986, 1990 en 1999.
Tabel 22. Burgemeesters naar geslacht en politieke partij, 1986, 1991 en 1999
1986 |
1991 |
1999 |
||||
Partij |
Totaal |
%Vrouwen |
Totaal |
%Vrouwen |
Totaal |
%Vrouwen |
CDA |
406 |
1,5 |
339 |
2,9 |
223 |
9,4 |
PvdA |
153 |
7,8 |
152 |
12,5 |
148 |
24,3 |
VVD |
122 |
7,4 |
112 |
11,6 |
101 |
20,8 |
D66 |
12 |
8,3 |
14 |
35,7 |
25 |
36,0 |
Groen Links(a) |
4 |
25,0 |
3 |
0 |
4 |
50,0 |
Kleine Christ. |
||||||
Partijen |
14 |
0 |
14 |
0 |
11 |
0 |
Overige |
3 |
0 |
0 |
0 |
1 |
0 |
a. Voor 1986 bestaande uit PPR (3 mannen), CPN (1 vrouw) en voor 1990 PPR (2 mannen).
Bron: Emancipatieraad, Vrouwen in politiek en openbaar bestuur, ’s-Gravenhage, 1991, p. 60.
Ministerie van Binnenlandse Zaken, Voortgangsrapportage Vrouwen in Politiek en Openbaar bestuur, 1999, p. 18.
Het CDA blijft duidelijk achter bij de overige partijen, terwijl deze partij toch nog steeds het grootste aantal burgemeestersposten in haar bezit heeft.
Gemeentegrootte is bij de verdeling van burgemeestersposten een belangrijk criterium: hoe groter de gemeente, hoe belangrijker de post en hoe minder vrouwen wij daar aantreffen.
Tabel 23. Aantal vrouwelijke burgemeesters naar gemeentegrootte, 1999.
Gemeentegrootte |
||
Totaal aantal |
% Vrouwelijke |
|
gemeenten |
burgemeesters |
|
< 8.000 inwoners |
69 |
23,2 |
8.001-14.000 inwoners |
139 |
21,6 |
14.001-24.000 inwoners |
140 |
17,9 |
24.001-40.000 inwoners |
91 |
14,3 |
40.001-100.000 inwoners |
52 |
7,7 |
>100.000 inwoners |
22 |
4,5 |
Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken, Voortgangsrapportage Vrouwen in politiek en openbaar bestuur, 1999, p. 19.
De meeste vrouwen vervullen het burgemeestersambt in gemeenten met minder dan 8.000 inwoners. In 1999 was slechts één vrouw burgemeester van een stad met meer dan 100.000 inwoners, A. Brouwer (PvdA), burgemeester van Utrecht.