Dat Nederland, ondanks de gesignaleerde schendingen van en inbreuken op zijn neutraliteit, buiten de oorlog is gebleven kan zeker niet aan de militaire kracht van Nederland worden toegeschreven; de staat van onze landsverdediging was verre van uitmuntend. Zowel wat betreft de mate van geoefendheid als wat de uitrusting aangaat bestonden grote gebreken. Wellicht is een betere verklaring voor het behoud van de Nederlandse neutraliteit gelegen in de gewetensvolle wijze waarop de Nederlandse regering (en in het bijzonder de minister van Buitenlandse Zaken jhr. J. Loudon) heeft voldaan aan de neutraliteitsverplichtingen. Slechts daar waar zij geen andere keuze had dan samen te werken met de belligerenten, deed zij concessies aan de status van onzijdigheid. Niettemin lijkt het juister als primaire oorzaak aan te wijzen de omstandigheid dat de handhaving van de Nederlandse neutraliteit, hoe paradoxaal ook, zowel in het belang van Duitsland als van Engeland was. Voor geen van beide landen was de beheersing van het Nederlandse grondgebied een essentiële vereiste voor het behalen van de overwinning. En voor elk van de twee gold dat de eventuele voordelen van een aanval tegen Nederland niet duidelijker groter waren dan de risico’s.
Na het bereiken van de wapenstilstand in november 1918 bevond Nederland zich onder een diplomatiek isolement. In de landen die als overwinnaar uit de oorlog te voorschijn waren gekomen stond Nederland onder de verdenking te hebben geprofiteerd van de bijzondere oorlogsomstandigheden en zich te hebben onttrokken aan de noodzakelijke inspanningen om het gevaarlijke Duitsland te verslaan. Het besluit om de Duitse keizer asiel te verlenen (en dus niet uit te leveren), alsmede de toestemming aan ongewapende Duitse troepen via Nederlands grondgebied (Limburg) te repatriëren, versterkten in het buitenland de anti-Nederlandse gevoelens. Niet geheel verrassend kwamen deze gevoelens vooral in België aan de oppervlakte. Zij zorgden bij onze zuiderburen voor een politiek klimaat waarin de eis werd gesteld tot herziening van de verdragen van 1839. Groepen in de Belgische samenleving maakten zich sterk voor overdracht door Nederland aan België van Zeeuws- Vlaanderen en een deel van Limburg (waaronder Maastricht). Militair-strategische argumenten werden gebruikt om deze gebiedsaanspraken te rechtvaardigen.
Voor literatuur over de desbetreffende periode, zie:
- C. Smit, Tien studiën betreffende Nederland in de Eerste Wereldoorlog, Groningen, 1975
- C. Smit, Nederland in de Eerste Wereldoorlog (1899-1919), 3 delen, Groningen, 1971-1973.