De werkzaamheden van de ministerraad zijn geregeld in het Reglement van Orde van de ministerraad, laatstelijk gewijzigd in 1994. De tekst van het Reglement van Orde van de ministerraad is onder andere te vinden in het jaarboek Parlement en Kiezer.
Zie voor juridische literatuur over interpretatie van het Reglement van Orde van de ministerraad:
- E. M. H. Hirsch Ballin, Reglement van Orde voor de Raad van Ministers, in: Ars Aequi 28 (1979), pp. 602-608
- Inge van der Vlies, De bevoegdheid van de ministerraad, in: Nederlands Juristenblad, 57 (1982), pp. 421-427
- R. J. Hoekstra, De ministerraad in Nederland, Zwolle,1983.
Artikel 45, lid 3 van de Grondwet luidt:
“De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid”.
In artikel 4 van het Reglement van Orde wordt de taak van de ministerraad als volgt uitgewerkt:
De raad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid.
-
1. Te dien einde beraadslaagt en besluit de raad onder meer over:
a 1° de voorstellen van rijkswet en van wet en de ontwerpen van algemene maatregelen van rijksbestuur en van bestuur alvorens deze aan de Raad van State van het Koninkrijk respectievelijk de Raad van State worden aangeboden, alsmede over de consequenties van de ter zake door de Raad van State van het Koninkrijk respectievelijk de Raad van State uitgebrachte adviezen, indien deze ingrijpende kritiek op de inhoud of de vormgeving van het voorstel of ontwerp bevatten
a.2° het ter zake van een voorstel van rijkswet en van wet of een ontwerp van algemene maatregel van rijksbestuur en van bestuur vragen van een spoedadvies aan de Raad van State van het Koninkrijk respectievelijk de Raad van State
a.3° een voorstel of ontwerp waarover eerder door de raad is besloten, indien daarin ingrijpende wijzigingen worden aangebracht of indien hetgeen bij de verdere behandeling wordt aangevoerd tot ingrijpende wijziging aanleiding kan geven, dan wel indien intrekking van het voorstel of ontwerp wordt overwogen, een en ander tenzij dringende redenen zich naar het oordeel van de minister die voor het voorstel of ontwerp in de eerste plaats verantwoordelijk is en de minister-president zich tegen hernieuwde behandeling verzetten
a.4° de bekrachtiging van door de Staten-Generaal aangenomen initiatiefvoorstellen van wet
b. verdragen alvorens deze ter stilzwijgende goedkeuring aan de beide Kamers der Staten-Generaal worden toegezonden
c. nota’s aan de Staten-Generaal alsmede die adviesaanvragen aan externe adviesorganen die kunnen leiden tot belangrijke politieke en financiële consequenties
d. het bekendheid geven aan beleidsvoornemens in welke vorm dan ook, die van invloed kunnen zijn op de positie van het kabinet, of die belangrijke financiële consequenties kunnen hebben, benevens over beleidsvoornemens van een minister die het beleid van andere ministers kunnen raken en waarover het bereiken van overeenstemming niet mogelijk is gebleken
e. de instelling, taak en samenstelling van externe adviesorganen;
f. de instelling, taak en samenstelling van interdepartementale commissies, indien deze een permanent karakter hebben of indien de werkzaamheden kunnen leiden tot belangrijke politieke en financiële consequenties
g. publikatie van de rapporten van externe adviesorganen indien daarvan ambtenaren deel uitmaken en van interdepartementale commissies indien de werkzaamheden kunnen leiden tot belangrijke politieke en financiële consequenties
h. belangrijke onderwerpen het buitenlands beleid betreffende, daaronder begrepen het in internationaal verband doen van of instemmen met voorstellen die van aanmerkelijke invloed kunnen zijn op de geldende rechtsorde, verplichtingen van blijvende aard ten gevolge kunnen hebben, dan wel de Nederlandse Antillen of Aruba raken
i. de voorbereiding van het Nederlandse standpunt ten behoeve van vergaderingen van de ministerraad van de Europese Unie
j. aan delegaties dan wel aan vertegenwoordigers in het buitenland te verstrekken instructies, alsmede over de samenstelling van delegaties, een en ander voor zover het van belang is de raad hierin te kennen
k. voordrachten van de minister-president voor koninklijke besluiten tot benoeming en ontslag van ministers en staatssecretarissen
l. andere voordrachten voor koninklijke besluiten tot benoeming van personen en ontslag wegens andere reden dan op verzoek van de betrokkenen, voor zover het niet betreft benoeming of ontslag:
1° van in Nederland werkzame leden van de rechterlijke macht, burgerlijke rijksambtenaren en militaire ambtenaren, voor zover deze lager bezoldigd worden dan een directeur-generaal bij een ministerie alsmede van burgemeesters van gemeenten met minder dan 50 000 inwoners, voor zover het geen provinciehoofdstad betreft
2° van ambtenaren die in een functie buiten Nederland werkzaam zijn bij diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland, voor zover het geen hoofden van missies betreft
3° van personen over wie naar het oordeel van de minister-president en de desbetreffende minister geen beraadslaging en beslissing van de raad is vereist
De ministerraad vergadert als regel elke vrijdag, en voorts telkens wanneer de minister-president of twee ministers dit wenselijk achten.
Sinds het kabinet-De Jong (1967-1971) houdt de minister-president c.q. bij zijn afwezigheid de vice-minister-president, na afloop van de ministerraad een persconferentie. Voorts beantwoordt de minister-president elke vrijdagavond op radio (Met het oog op morgen) en televisie (2 Vandaag) vragen van een medewerker van de NOS. Het woordelijk verslag van dit gesprek is te vinden in “Selectie”, de knipselkrant van het Departement van Algemene Zaken. De website van dat departement bevat een archief met de tekst van deze gesprekken dat teruggaat tot het jaar 2000.
Over de werking van de ministerraad en over processen van besluitvorming op bepaalde beleidsterreinen, zie:
- A. Timmermans en W. E. Bakema, „Conflicten in Nederlandse kabinetten”, in: R. B. Andeweg (red.), Ministers en ministerraad, ’s-Gravenhage, 1990
- R. B. Andeweg (red.), Ministers en ministerraad, ’s-Gravenhage, 1990
- J. de Vries, Grondpolitiek en kabinetscrises, ’s-Gravenhage, 1989
- R. B. Andeweg, Tweeërlei ministerraad: over besluitvorming in Nederlandse kabinetten, Leiden, 1989
- D. F. Westerheijden, Schuiven in de Oosterschelde: besluitvorming rondom de Oosterscheldedam 1973-1976; dissertatie Universiteit Twente, 1988
- S. J. Toirkens, Schijn en werkelijkheid van het bezuinigingsbeleid 1975-1986: een onderzoek naar de besluitvorming over bezuinigingen in de ministerraad en het gedrag van individuele ministers, Deventer, 1988
- R. J. Hoekstra, Ministerraad en vorming van regeringsbeleid, Zwolle, 1988
- R. J. Hoekstra, De ministerraad in Nederland (preadvies voor de Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland), Zwolle, 1983
- J. Th. J. van den Berg, De regering, in: R. B. Andeweg (red.), Politiek in Nederland, Alphen a/d Rijn, 1981, pp. 220-245
- H. Th. J. F. van Maarsseveen, De heerschappij van de ministerraad ’s-Gravenhage, 1969
- A. J. M. van Nispen tot Pannerden, De ministerraad sedert 1945, in: Opstellen over recht en rechtsgeschiedenis aangeboden aan prof. dr. B. J. D. Hermesdorf, Deventer, 1965, pp. 231-246
- W. Drees, De vorming van het regeringsbeleid Assen, 1965.
Zie daarnaast de in de serie Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 verschenen werken:
- P. F. Maas en J. M. M. J. Clerx (red.), Het kabinet-Drees-van Schaik (1948-1951): band C: Koude oorlog, dekolonisatie en integratie, Nijmegen, 1996
- P. F. Maas (red.), Het kabinet-Drees-van Schaik (1948-1951): band B: Anticommunisme, rechtsherstel en infrastructurele opbouw, Nijmegen, 1992
- P. F. Maas (red.), Het kabinet-Drees-van Schaik (1948-1951): band A: Liberalisatie en sociale ordening, Nijmegen, 1991
- M. D. Boogaarts (met medew. van C. M. J. Ruijters), De periode van het kabinet-Beel: 3 juli 1946 – 7 augustus 1948, ’s-Gravenhage, 1989-1995, 3 banden
- F.J.F.M. Duynstee en J. Bosmans, Het kabinet-Schermerhorn-Drees 1945-1946, Assen/Amsterdam, Van Gorcum, 1977.
Zie daarnaast: P. P. T. Bovend’Eert, Regeerakkoorden en regeringsprograms, ’s-Gravenhage, 1988.
Een meer theoretische analyse van keuzeproblemen in de ministerraad geeft:
- I. N. Gallhofer en W. E. Saris, A decision theoretical analysis of decisions of the Dutch government with respect to Indonesia, in: Quality and Quantity, 16 (1982), pp. 313-344
- I. N. Gallhofer en W. E. Saris, A decision theoretical analysis of decisions of the Dutch government with respect to the intervention of the security council in Indonesia in the winter of 1948/1949, in: Acta Politica, 18 (1983), pp. 63-88
- I. N. Gallhofer, Beslissingen betreffende de eerste politionele actie, in: Acta Politica, 16 (1981), pp. 501-529
- I. N. Gallhofer en W. E. Saris, The decision of the Dutch council of ministers and the military commander in chief relating to the reduction of armed forces in autumn 1916, in: Acta Politica, 14 (1979), pp. 95-105;I. N. Gallhofer en W. E. Saris, Strategy choices of foreign policy decision makers: The Netherlands 1914, in: Journal of Conflict Resolution, 23 (1979), pp. 425-445
- W. E. Saris, Beslissingsproblemen van de ministerraad, inaugurele rede, Amsterdam, 1984.
Indrukken van bewindslieden over het functioneren van de ministerraad in recente tijd vindt men in:
- E. van Thijn, Retour Den Haag: dagboek van een minister, Amsterdam, 1994
- P. Rehwinkel en J. Nekkers, Regerenderwijs: de PvdA in het kabinet-Lubbers/Kok, Amsterdam, 1994
- J. van Tijn en M. van Weezel, Inzake het kabinet-Lubbers, Amsterdam, 1986
- J. Backer, Tussen droom en daad. D’66 en de politieke crisis, Baarn, 1983
- J. Terlouw, Naar zeventien zetels en terug, Utrecht, 1983
- J. van Tijn en M. van Weezel, serie artikelen in Vrij Nederland over Regeren in Nederland, verschenen tussen 10 maart en 21 april 1984
- G. Puchinger, In gesprek met het kabinet-Van Agt, Kampen, 1980
- W. Gortzak (red.), De kleine stappen van het kabinet-Den Uyl, Deventer, 1978.
Voor kritische beschouwingen over het functioneren van de ministerraad als coördinerend orgaan, met voorstellen van wijzigingen in de organisatie van de ministerraad, zie paragraaf Hervormingen in de organisatie van de ministerraad.
Zie voorts:
- R. H. P. W. Kottman, De interdepartementale coördinatie, Achtergrondstudie nr. 7 uitgebracht aan de Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst, ’s-Gravenhage, 1981
- G. Gerding en B. de Jong, De politieke en ambtelijke top, Achtergrondstudie nr. 6 uitgebracht aan de Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst, ’s-Gravenhage, 1981 (met bijlage Overzicht coördinerende taken van bewindspersonen)
- Commissie-Vonhoff, Elk kent de laan die derwaart gaat, Rapport nr. 3 van de Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst ’s-Gravenhage, 1980
- Commissie-Van Veen, Bestuursorganisatie bij de kabinetsformatie 1971, ’s-Gravenhage, 1971.