Wetsbegrip

In de juridische literatuur wordt een tweetal definities van het begrip „wet” gehanteerd. Een onderscheid wordt gemaakt tussen een procedurele (formele) en een inhoudelijke (materiële) definitie. Er bestaat daarmee zowel een formeel als een materieel wetgevingsbegrip. Een beslissing die gezamenlijk wordt genomen door regering en Staten-Generaal wordt een wet in formele zin genoemd. De Grondwet formuleert dit als volgt (artikel 81): „De vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk.” De procedure voor totstandkoming van wetten in formele zin is eveneens geregeld in de Grondwet. In paragraaf 3 wordt deze procedure beschreven. Iedere regeling die de burger bindt, vormt een wet in materiële zin. Dit kan een wet in formele zin zijn, maar dit hoeft niet het geval te zijn. Naast wetten in formele zin kennen wij namelijk ook een groot aantal zogenaamde lagere wetten. Op het niveau van het Rijk gaat het hier vooral om algemene maatregelen van bestuur (afkomstig van de regering) en om ministeriële regelingen (afkomstig van één of enkele bewindspersonen). Naast het Rijk zijn ook gemeenten, provincies en bepaalde functionele lichamen bevoegd tot het uitvaardigen van wettelijke regels (in paragraaf 2.3 zal hier nader op ingegaan worden).

Het grootste deel van de wetten in formele zin is tevens wet in materiële zin. Echter, niet iedere wet in formele zin is tevens een wet in materiële zin. Ieder besluit dat door regering en Staten-Generaal wordt genomen (volgens de voorgeschreven procedure) vormt een wet in formele zin, ook de besluiten die burgers niet binden. Voorbeelden van wetten in formele zin die geen wet in materiële zin vormen, zijn: begrotingswetten (die werking hebben binnen de overheid, maar niet de burger binden) en de wet die nodig is om de troonopvolger toestemming te geven voor het aangaan van een huwelijk (artikel 28 van de Grondwet). In het verleden geschiedde ook de naturalisatie tot Nederlander bij wet in formele zin.

Scroll naar boven