Wetten in formele zin

Visscher (1994) komt in zijn onderzoek dat betrekking had op de periode van het kabinet-Marijnen tot en met Lubbers I (een periode van 23 jaar) tot de volgende aantallen wetten:

  • 273 goedkeuringen van verdragen (9,7%)
  • 111 voorstellen van rijkswet (4,0%)
  • 2420 gewone wetsvoorstellen (86,3%)
  • 2804 andere wetsvoorstellen, waarvan:
    • 2150 naturalisatievoorstellen
    • 1900 begrotingsontwerpen.

Ook Dijkstra (1996) heeft een overzicht gegeven van het aantal ingediende wetsvoorstellen (niet zijnde begrotingsontwerpen of naturalisatievoorstellen) per parlementair jaar. Op basis van deze gegevens blijkt dat het gemiddelde aantal ingediende wetsvoorstellen in de periode 1969/1970 tot 1992/1993 per jaar 129 wetsvoorstellen bedroeg. In totaal werden er in deze periode 3085 wetsvoorstellen ingediend bij het parlement. Niet ieder wetsvoorstel leidt tot een nieuwe wet. Veel wetsvoorstellen brengen veranderingen met zich mee in bestaande wetten.

Opvallend is de op het eerste gezicht grillige ontwikkeling van het aantal ingediende wetsvoorstellen.

Figuur 1 geeft de Wetgevingsproductie, het aantal ingediende wetsontwerpen per parlementair jaar weer.

Alhoewel er sprake is van stijgende en dalende lijnen, is de algemene tendens een stijgende. Dit wordt nog duidelijker wanneer per periode van vijf jaar het jaarlijkse gemiddelde aantal wetsvoorstellen wordt bekeken:

Tabel 1. Gemiddeld aantal wetsvoorstellen per vijfjaarlijkse periode.

Parlementair jaar

Gemiddeld aantal ingediende wetsvoorstellen per jaar

1969/1970 – 1973/1974:

96

1974/1975 – 1978/1979:

94

1979/1980 – 1983/1984:

138

1984/1985 – 1988/1989:

158

1989/1990 – 1992/1993:

165

Algemeen gemiddelde:

129

Uit bijlage 1 wordt duidelijk dat het aantal ingediende wetsvoorstellen per kabinetsperiode toeneemt. In het algemeen ligt het aantal laag bij de start van een kabinet, om vervolgens toe te nemen (Dijkstra, 1996).

Scroll naar boven