De grondwetsherziening van 1983 paste de Grondwet in hedendaagse bewoordingen aan de gegroeide verhoudingen aan.Tevens werd de Grondwet vereenvoudigd door verscheidene onderwerpen die de Grondwet zelf regelde aan de wetgever over te laten (deconstitutionalisering). Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen die de Grondwet in 1983 heeft ondergaan:
- de term “koning” is, wanneer het ging om de regering, vervangen door de term “regering”
- bij de troonopvolging is de voorrang van zonen boven dochters komen te vervallen
- wanneer uitzonderlijke omstandigheden daartoe nopen kunnen een of meer personen bij wet van de troonopvolging worden uitgesloten
- het instituut van de minister-president en dat van de ministerraad worden vermeld in de Grondwet
- vervanging van het aftreden van de helft van de Eerste-Kamerleden om de drie jaar door een vervanging van de gehele Eerste Kamer om de vier jaar
- het verlenen van actief kiesrecht aan Nederlanders die geen Nederlandse ingezetenen zijn
- beperking van de uitsluitingsgronden voor actief kiesrecht
- verlaging van de leeftijd voor passief kiesrecht van 25 jaar naar 21 jaar en, wanneer in het algemeen de meerderjarigheidsgrens bij de leeftijd van 18 jaar is gelegd, naar 18 jaar
- de kamers kiezen zelf hun voorzitters. Tot 1983 benoemde de Koning de voorzitter van de Tweede Kamer uit een voordracht van drie personen en de voorzitter van de Eerste Kamer zonder een dergelijke formele voordrachthet jaarlijks openen en sluiten van de zitting van de Staten-Generaal is afgeschaft
- de bepaling dat een minister die bij een verkiezing tot kamerlid is gekozen drie maanden zijn ministersambt en zijn kamerzetel mag combineren is gewijzigd: deze combinatie mag nu voortduren totdat over het demissionaire ministerschap is beslist
- de gebodsbepaling dat de leden van de Staten-Generaal stemmen zonder last of ruggespraak is nu beperkt tot “zonder last”
- de Tweede Kamer kan de Raad van State om advies vragen
- opneming van het instituut van Ombudsman
- opneming van het beginsel van openbaarheid van bestuur
- de bepaling dat recht wordt gesproken in naam des Konings is komen te vervallen
- de mogelijkheid is geopend voor de toekenning van kiesrecht voor de gemeenteraad aan ingezetenen niet-Nederlanders
- de Tweede Kamer kan zowel in eerste als tweede lezing een ontwerp tot wijziging van de Grondwet splitsen
- de plechtige afkondiging in de Staatscourant is afgeschaft; volstaan kan worden met gewone publikatie van de Grondwet in het Staatsblad
- uitbreiding van het aantal klassieke grondrechten:
– artikel 4: het actief en passief kiesrecht– artikel 6: het beginsel dat een feit niet strafbaar is dan uit hoofde van een voorafgegane strafbepaling
– artikel 10: het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer
-
opneming van de volgende sociale grondrechten:
– artikel 18: rechtsbijstand
– artikel 19: lid 1: werkgelegenheid; lid 2: rechtspositie werknemers; lid 3: vrije arbeidskeuze
– artikel 20: lid 1: bestaanszekerheid; lid 2: sociale zekerheid; lid 3: recht op bijstand
– artikel 21: bewoonbaarheid en milieu
– artikel 22: lid 1: volksgezondheid; lid 2: woongelegenheid; lid 3: persoonsontplooiing.
Zie voor een gedetailleerd overzicht van de wijzigingen van de Grondwet in 1983:
- C. A. J. M. Kortmann, De grondwetsherzieningen 1983 en 1987, Deventer, 1987, tweede druk
- P. C. Breedveld, Grondwet 1983 in kort bestek, Assen, 1983.
Zie over de Grondwetswijzigingen van 1945 tot en met 1983:
- K. van Leeuwen, Uit het spoor van Thorbecke. Grondwetsherziening en staatsvernieuwing in naoorlogs Nederland (1945-1983), Amsterdam, 2013.