Hoe uniek is de Nederlandse verzuiling? Vergelijkend onderzoek laat zien dat de basistrekken van de Nederlandse verzuiling ook voor een aantal andere landen opgaan. Hierdoor krijgt de Nederlandse verzuiling ook internationale betekenis. Mede op basis van de Nederlandse casus formuleerde de politicoloog A. Lijphart een aantal algemenere gunstige voorwaarden voor de pacificatiedemocratie. De belangrijkste voorwaarden betreffen de kenmerken van de segmenten. Wanneer een plurale samenleving is verdeeld in twee of meer (maar niet meer dan vier) segmenten, waarvan geen enkele de meerderheid van de bevolking omvat en die ongeveer van gelijke grootte zijn is dit gunstig voor de totstandkoming van een pacificatiedemocratie. Aanvullende gunstige condities zijn een relatief kleine bevolking, een nationaal saamhorigheidsgevoel, ook bij externe bedreigingen, een voldoende mate van economische gelijkheid, segregatie van de segmenten en een traditie van pragmatische verdraagzaamheid en een bereidheid om compromissen af te sluiten.
Empirische studies laten zien dat er inderdaad een veelheid aan landen is dat (een deel van) deze kenmerken van een pacificatiedemocratie gemeenschappelijk heeft of had gedurende een bepaalde periode. Dit geldt het sterkste voor één bepaalde cluster van kleine landen: België, Oostenrijk, Zwitserland en Nederland: de zogenaamde „pacificatiedemocratieën”. Deze landen hebben gemeenschappelijk dat het gaat om verdeelde landen waar met name de confessionelen dankzij zuilontwikkeling in staat bleken om vanuit een minderheidssituatie toch een belangrijke stempel te drukken op politiek en samenleving. Zij hebben tevens gemeenschappelijk dat de verzuilde politieke subculturen steeds sterker onder druk zijn komen te staan.
In Oostenrijk ontstond de pacificatiedemocratie in 1945 toen de katholieke en de socialistische leiders besloten om te gaan samenwerken in coalities. Tot 1966 hield deze samenwerking stand. In vergelijking met Nederland kent Oostenrijk minder confessioneel-ideologische segmenten. De Belgische pacificatiedemocratie vertoont grote gelijkenis met de Nederlandse. Wel is de Belgische situatie gecompliceerder omdat de taaltegenstellingen de zuilen doorsnijden. De Zwitserse situatie is het meest stabiel te noemen omdat daar de regeringsdeelname en de regeringsduur gereglementeerd zijn (de „magic formula”). Bovendien betekent het Zwitserse federalisme dat de autonomie van de segmenten ook territoriaal is verankerd. Wanneer we de pacificatiedemocratieën overzien, kunnen we vaststellen dat ze naast een aantal gemeenschappelijke trekken (zoals overkoepelende samenwerking, autonomie en vetorecht voor elk segment en evenredigheid) ook in belangrijke opzichten verschillen.
De pacificatiedemocratieën zijn niet alleen divers, een aantal eigenschappen is in aangepaste vorm ook aan te treffen in andere typen democratieën, zelfs in meerderheidsdemocratieën zoals de Verenigde Staten. De nadruk op coherente verzuilingsmodellen is daardoor in de internationale literatuur grotendeels verdwenen en heeft plaats gemaakt voor meer aandacht voor de werking van consensus genererende instituties en structurele samenwerkingsvormen (bijvoorbeeld coalitieregeringen en sociaal-economische overlegstructuren). Deze instituties maakten vaak ook deel uit van de verzuiling maar waren daar niet uniek voor. Ook in ontzuilende of niet verzuilde samenlevingen zijn vele geïnstitutionaliseerde vormen van overleg, compromis, samenwerking en conflictbeheersing te vinden die vergaande gevolgen hebben voor politiek en samenleving. Hoewel het gesloten verzuilingsmodel grotendeels is verdwenen, vormen het verzuilingsonderzoek en de Nederlandse casus daarbinnen feitelijk nog steeds een belangrijk referentiepunt voor het hedendaagse (internationale) onderzoek naar consensusvorming, conflictbeheersing en probleemoplossing in politiek en samenleving.
De onderstaande literatuur (voor zover niet eerder genoemd) bevat voorbeelden van vergelijkend onderzoek naar verzuiling, pacificatiedemocratie en vormen van conflictbeheersing die daarmee in verbinding stonden of staan:
- P. Pennings, Consensus Democracy and Institutional Change, in H. Keman (red.), The Politics of Problem-Solving in Postwar Democracies, London and New York, 1997, pp. 21-42
- K. D. McRae, Contrasting Styles of Democratic Decision-making: Adversarial versus Consensual Politics, in: International political science review, 18, 1997, pp. 279-296
- H. Kriesi, Federalism and Pillarization: The Netherlands and Switzerland compared, in: Acta Politica, 1996/4, pp. 539-556
- H. Keman, The low countries. Confrontation and coalition in segmented societies, in: Josep M. Colomer, Political institutions in Europe, London, 1996, pp. 211-253
- P. Mair, The correlates of consensus democracy and the puzzle of Dutch politics, in: West European Politics, 17/4, 1994, pp. 97-123
- Ph. van Praag, Hoe uniek is de Nederlandse consensusdemocratie?, in: Uwe Becker (red.), Nederlandse politiek in historisch en vergelijkend perspectief, Amsterdam, 1993, pp. 151-178
- S. Hellemans, Zuilen en verzuiling in Europa, in: Uwe Becker (red.), Nederlandse politiek in historisch en vergelijkend perspectief, Amsterdam, 1993, pp. 120-150
- H. Post, Pillarization: an analysis of Dutch and Belgian Society. Aldershot etc., 1989
- S. Hellemans, Verzuiling en ontzuiling van de katholieken in België en Nederland. Een historisch-sociologische vergelijking, in: Sociologische Gids, 1988/1, pp. 43-56
- A. Lijphart, De pacificatietheorie en haar critici, in: Acta Politica 1987/2, pp. 181-225
- J.J. Houska, Influencing Mass Political Behaviour. Elites and Political Subcultures in the Netherlands and Austria, Berkeley, 1985
- A. Lijphart, De theorie van de pacificatiedemocratie, in: J.J.A. Thomassen (red.), Democratie. Theorie en Praktijk, Alphen aan den Rijn/Brussel, 1981, pp. 128-145
- S. Rokkan, Towards a generalized concept of „verzuiling”: a preliminary note, in: Political Studies 25, 1977, pp. 563-570
- A. Lijphart, Democracy in Plural societies: A comparative exploration, New Haven, 1977
- H. Daalder, On building Consociational nations: the cases of the Netherlands and Switzerland, in: International Social Science Journal, Vol. 23, No. 3, 1971, pp. 355-370.